Dit hoofdstuk is bedoeld om de belangrijkste terminologie zoals gebruikt in dit document te verduidelijken. Een is een samenvatting en meer toegankelijke beschrijving van informatie die ook aanwezig is in de begrippenlijst, het functiemodel, het bedrijfsobjectmodel en de rollen. Voor een meer uitgebreide lijst van begrippen wordt dan ook naar de bijlage verwezen.
Dit document gaat over de uitwisseling van gegevens. Alhoewel de termen “gegevens” en “data” vaak als synoniem worden gebruikt, gebruiken we in dit document vooral de term “gegevens”. We leggen daarbij de nadruk op dat we vooral geïnteresseerd zijn in betekenisvolle eenheden en niet op de grondstof die eraan ten grondslag ligt. Vanuit dat perspectief zijn gegevens beweringen over objecten, zoals “Jan is geboren op 1 januari 1945”. Gegevens zijn daarmee het gevolg van feiten; gebeurtenissen of omstandigheden waarvan de werkelijkheid vaststaat.
Om over de betekenis van gegevens te kunnen spreken is het belangrijk om de begrippen die eraan ten grondslag liggen expliciet te maken. Een begrip is in de basis een eenheid van denken; dat wat we ons voorstellen als we een term horen. Door de term te voorzien van een definitie maken we de betekenis expliciet. Gegevens spelen een rol in een bepaald domein. Dat is een deel van de werkelijkheid waarover we spreken. Dat kan een sector zijn zoals onderwijs of zorg, maar het kan ook een heel ander gebied zijn waarin gegevens een rol spelen zoals bijvoorbeeld een keten.
Als gegevens moeten worden vastgelegd of uitgewisseld dat is het belangrijk om hun betekenis voldoende duidelijk maken, zodat systemen en gebruikers het kunnen gebruiken. We leggen de precieze betekenis in eerste instantie vast in een informatiemodel, dat verwijst naar de begrippen die expliciet zijn gemaakt. Op basis daarvan maken we gegevensmodellen die beschrijven in welke structuur de gegevens worden uitgewisseld.
Gegevens worden vastgelegd in een registratie; de plaats waarin ze worden verzameld. Deze registratie vormt een bron voor de verdere verwerking en het gebruik van deze gegevens. Een deel van de gegevens in een registratie kan beschikbaar worden gesteld aan anderen. Dit heet een dataset. Om het mogelijk te maken dat systemen deze gegevens kunnen uitwisselen zijn er gegevensdiensten nodig. Dat zijn geautomatiseerde functies die worden aangeboden door systemen. Het is in sommige situaties logischer om een gegevensdienst te gebruiken die niet direct bij de bron hoort, maar bij een kopie van deze bron. Een dergelijke gegevensdienst noemen we een verstrekkingspunt.
Als partijen gegevens willen gebruiken dan moeten ze deze eerst kunnen vinden. Gegevens moeten daarom vindbaar zijn in een (data)catalogus. In een dergelijke catalogus staan niet de gegevens zelf, maar alleen een beschrijving van deze gegevens; de metagegevens. Hiermee kan de inhoud, betekenis en locatie van de gegevens worden gevonden.
Uiteindelijk moeten gegevens vooral waardevol zijn voor gebruikers. Deze hebben bepaalde vragen die moeten worden beantwoord in de context van hun werk. De behoefte aan antwoorden noemen we een informatiebehoefte. Het antwoord op de vragen is informatie. Daarvoor worden gegevens omgevormd naar een geheel waaruit deze informatie kan worden afgeleid. Dit geheel noemen we een informatieproduct, en is een speciale vorm van een dataset. Als de vraag nog niet zo duidelijk is, maar gebruikers wel weten welke gegevens ze daarvoor nodig hebben dan hebben ze een gegevensbehoefte.
Rondom gegevens spelen allerlei regels een rol. In de meest algemene zin van het woord zijn dat voorschriften. De belangrijkste soorten regels vanuit het perspectief van gegevensverwerking zijn beperkingsregels en afleidingsregels. Beperkingsregels beschrijven binnen welke grenzen de gegevens zich mogen begeven, welke waarden ze mogen aannemen. Deze regels horen al in een gegevensmodel expliciet te zijn gemaakt. Dit soort regels worden ook gebruikt om de kwaliteit van gegevens mee te controleren. We noemen ze dan kwaliteitsregels. De andere belangrijke categorie van regels zijn afleidingsregels. Dat zijn regels die beschrijven hoe bepaalde soorten gegevens kunnen worden afgeleid uit andere soorten van gegevens. Dat is bijvoorbeeld nodig om informatieproducten te kunnen maken, of om vertalingen tussen gegevens uit te voeren.
Bronhouders zijn verantwoordelijk voor het inwinnen en beheren van gegevens. Onderdeel daarvan is het verbeteren van de kwaliteit van gegevens. Aan de andere kant zijn er afnemers van gegevens. Dat zijn organisaties waar gebruikers allerlei toepassingen en gebruik kennen van gegevens, waarbij toenemend allerlei vormen van data science en kunstmatige intelligentie worden toegepast. Om ervoor te zorgen dat gegevens kunnen worden uitgewisseld moeten ze worden aangeboden in een vorm die bruikbaar is voor afnemers. Dit is de rol van een aanbieder (ook wel: verstrekker of leverancier) die hiervoor gegevensdiensten aanbiedt.
Een partij die bronhouder is kan zelf ook aanbieder zijn of kan zich laten ontzorgen door een andere partij. Een voorbeeld van een aanbieder Kadaster met de dienst Publieke Dienstverlening op de Kaart (PDOK) die is gericht op het ontsluiten van geografische gegevens. De rol van aanbieder is expliciet benoemd bij de basisregistraties (en wordt daar verstrekker genoemd). Zo zijn bijvoorbeeld gemeenten bronhouder van de basisregistratie personen (BRP), maar is de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens de aanbieder van de gegevens, die hiervoor de landelijke voorziening bied. De BRP kent heel veel verschillende overheidsorganisaties als afnemers, inclusief gemeenten zelf. Een partij die bronhouder is kan ook de rol van afnemer hebben als er gegevens worden ingewonnen door andere partijen.
Een intermediair is een partij die in de keten tussen een aanbieder en een afnemer toegevoegde waarde kan leveren in de uitwisseling. Er zijn allerlei soorten intermediairs te onderkennen. Zo zijn er intermediairs die gespecialiseerd zijn in het samenbrengen, combineren en afleiden van verschillende soorten gegevens. Een voorbeeld van een dergelijke partij is het Inlichtingenbureau dat slimme dienstverlening biedt aan gemeenten op onderwerpen zoals werk- en bestaanszekerheid, onderwijs en belastingen. Er zijn ook intermediairs die vooral gericht zijn op het vertalen van gegevens. Een voorbeeld van een intermediair in deze categorie is stichting RINIS, die vooral technische vertalingen uitvoert. Er kunnen ook intermediairs zijn die zich specifiek richten op het ondersteunen van het abonneren op, en notificeren over gebeurtenissen.
In dit document spreken we in verband met leesbaarheid vaak over bronhouder, aanbieder, intermediair en afnemer alsof ze een organisatie zijn, maar daarmee bedoelen we een organisatie die een dergelijke rol heeft en die ook andere rollen kan hebben. Het moet per context worden bepaald welke rollen door welke organisaties worden ingevuld.
In deze domeinarchitectuur hebben we functies benoemd die in het algemeen relevant zijn voor gegevensuitwisseling. In deze paragraaf beschrijven we de hoofdfuncties, die activiteiten op organisatieniveau beschrijven (het zijn bedrijfsfuncties). Deze functies worden gebruikt om andere zaken op te plotten en aan te relateren. Figuur 2 geeft een overzicht van deze functies. In de bijlage zijn ook de meer gedetailleerde functies beschreven.
Het is door organisaties zelf te bepalen aan welke partijen en afdelingen zij de functies in hun context toekennen. Er zijn wel een aantal functies specifiek gekoppeld aan rollen zoals beschreven in deze domeinarchitectuur. Zo hoort de hoofdfunctie "Aanbieden gegevens" bij de rol aanbieder en hoort de hoofdfunctie "Afnemen gegevens" bij de rol afnemer. Hieruit volgt dat de overige functies aan verschillende rollen en partijen gekoppeld kunnen worden, afhankelijk van de context.
id-88bf1904f4f846abab067f16e454c4cc