Dit hoofdstuk is bedoeld om de belangrijkste terminologie zoals gebruikt in dit document te verduidelijken. Een is een samenvatting en meer toegankelijke beschrijving van informatie die ook aanwezig is in de begrippenlijst, het functiemodel, het bedrijfsobjectmodel en de rollen. Voor een meer uitgebreide lijst van begrippen wordt dan ook naar de bijlage verwezen.
Dit document gaat over het verstrekken van toegang aan mensen, organisaties, applicaties en apparaten. Dat noemen we in dit document entiteiten. Daarbij geldt dat applicaties en apparaten altijd handelen namens een andere entiteit. Een entiteit krijgt toegang met een bepaalde identiteit. Dat is een verzameling van eigenschappen die kenmerkend zijn voor een entiteit. Entiteiten hebben in een specifieke gebruikscontext een specifieke identiteit (ook wel: deelidentiteit), waarin alleen de eigenschappen zitten die in die context relevant zijn. Praktisch worden eigenschappen uitgewisseld in de vorm van identiteitsgegevens. Dit soort gegevens over entiteiten heten in de context van toegang ook wel attributen. Deze gegevens worden verkregen uit gezaghebbende bronnen. Dat zijn bronnen waarvan kan worden verwacht dat deze nauwkeurige gegevens bieden.
Entiteiten krijgen toegang door gebruik te maken van een identificatiemiddel om mee te authenticeren. Daarmee is het identificatiemiddel een authenticatiemiddel. Een dergelijk identiteitsmiddel vraagt een vorm van bewijs van een gebruiker, zoals een wachtwoord en geeft vervolgens een authenticatieverklaring waarmee toegang kan worden gegeven. Een authenticatieverklaring is een specifiek soort verifieerbare verklaring. Dat zijn verklaringen over identiteiten, die vergezeld van een bewijs waarmee hun validiteit, integriteit, authenticiteit en geldigheid kan worden geverifieerd. Verifieerbare verklaringen kunnen gebruikt worden om allerlei gegevens uit te wisselen. In de context van het domein toegang zijn verklaringen belangrijk die iets zeggen over attributen die worden gebruikt om te bepalen of iemand toegang krijgt.
Toegang wordt verstrekt tot resources: diensten en de daaronder liggende gegevens en functionaliteiten. Welke diensten, gegevens en functionaliteiten toegang toe wordt verstrekt wordt bepaald door de bevoegdheden (ook wel: autorisaties) die aan een identiteit zijn gekoppeld. Entiteiten kunnen ook bevoegdheden krijgen doordat ze van iemand anders een machtiging hebben gekregen of omdat een door een wettelijke vertegenwoordiging formeel namens iemand anders mogen optreden. Dit leidt tot vertegenwoordigingsbevoegdheden, die net als bevoegdheden in meer algemene zin worden gebruikt om te bepalen of een entiteit toegang kan krijgen. Merk op dat we de term “machtiging” in dit document alleen gebruiken voor vrijwillig verstrekte vertegenwoordigingsbevoegdheden.
Het controleren van de bevoegdheden van een identiteit heet autoriseren. Daarbij wordt gebruik gemaakt van autorisatieregels die beschrijven waaraan moet worden voldaan om toegang te verkrijgen. Dit soort regels gebruiken de identiteitsgegevens uit verifieerbare verklaringen, maar kunnen ook naar contextuele eigenschappen kijken zoals de tijdstip, de plaats en het apparaat dat gebruikt wordt om toegang te krijgen. Uiteindelijk leidt dit tot een autorisatiebeslissing die aangeeft of wel of geen toegang wordt verstrekt.
Toegang gaat voor een belangrijk deel over het uitwisselen van verifieerbare verklaringen. Aan de ene kant zijn er partijen die verklaringen kunnen verstrekken. Dat noemen we dan ook verklarende partijen. Denk daarbij aan authenticatiediensten die kunnen verklaren of een entiteit succesvol is geauthenticeerd of aan machtigingsdiensten die kunnen verklaren of een entiteit iemand anders mag vertegenwoordigen. Daarnaast zijn er aanbieders van identiteitsgegevens uit gezaghebbende bronnen die deze beschikbaar kunnen stellen in de vorm van verifieerbare verklaren. Brokers kunnen de verklaringen van deze verklarende partijen routeren, vertalen, bundelen en als één geïntegreerde dienst beschikbaar stellen. Overigens kunnen entiteiten ook dingen over zichzelf verklaren, en zijn zij dus in potentie ook een verklarende partij. Merk op dat niet al deze rollen altijd relevant zijn. In de context van de EDI wallet spreken we niet over rollen als authenticatiedienst en broker omdat verantwoordelijkheden daarbij anders zijn belegd.
Aan de andere kant zijn er vertrouwende partijen. Dat zijn typisch dienstverleners die diensten aanbieden waartoe toegang moet worden verstrekt aan entiteiten. Zij moeten kunnen vertrouwen op de verifieerbare verklaringen van verklarende partijen. Merk op dat in de context van de eIDAS verordening de term ook breder wordt gebruikt.
Om dit geheel te laten werken zijn er ook andere rollen nodig. Zo zijn er ook middelenuitgevers nodig die ervoor zorgen dat er erkende identificatiemiddelen kunnen worden uitgegeven. Er wordt ook gebruik gemaakt van leveranciers van vertrouwensdiensten, die bijvoorbeeld verifieerbare verklaringen kunnen maken of certificaten kunnen uitgeven die verklarende partijen kunnen verstrekken.
In deze domeinarchitectuur hebben we functies benoemd die in het algemeen relevant zijn voor toegang. In deze paragraaf beschrijven we de hoofdfuncties, die activiteiten op organisatieniveau beschrijven (het zijn bedrijfsfuncties). Deze functies worden gebruikt om andere zaken op te plotten en aan te relateren. Figuur 1 geeft een overzicht van deze functies. In de bijlage zijn ook de meer gedetailleerde functies beschreven.
Het is door organisaties zelf te bepalen aan welke partijen en afdelingen zij de functies in hun context toekennen. Er zijn wel een aantal functies specifiek gekoppeld aan rollen zoals beschreven in deze domeinarchitectuur. Zo hoort de hoofdfunctie "Beheren identificatiemiddelen" bij de rol middelenuitgever, de hoofdfunctie "authenticeren" bij de rol authenticatiedienst en de rol “beheren vertegenwoordigingsbevoegdheden” bij de rol machtigingsdienst. Het beheren van eigen bevoegdheden en het autoriseren zijn verantwoordelijkheden die bij vertrouwende partijen zelf ligt.
id-62a0afc676e04f8280ed2271dd61cd44